De feiten
Klaagster gebruikt vanwege rugklachten reeds enkele jaren chronisch pijnmedicatie waaronder opiaten. Zij is meerdere keren geopereerd en een nieuwe operatie is vereist in verband met toenemende pijn, maar voor deze operatie bestaat een wachtlijst. De beklaagde huisarts wijzigt en verhoogt in de wachtperiode een aantal keer de pijnmedicatie en past opiaatrotatie toe. Gedurende dit traject wordt klaagster op een gegeven moment door echtgenoot aangetroffen met een verlaagd bewustzijn. Zij wordt hiervoor enige tijd opgenomen en behandeld op de intensive care. Ongeveer acht maanden na deze episode van bewustzijnsdaling blijkt er sprake van een niet genezen bekkenfractuur. Als meest waarschijnlijke verklaring wordt een zware val thuis genoemd.
Klacht
- Klaagster verwijt de beklaagde dat zij telefonisch, zonder persoonlijk contact en controle, de pijnmedicatie heeft verhoogd naar een overdosering, hetgeen tot een val en een levensbedreigende situatie heeft geleid.
- Zij eist een schadevergoeding van in totaal €7585,-.
Verweer
Beklaagde verweert zich door te stellen dat:
- Er in verband met de wachtlijst voor de operatie een periode van een aantal maanden overbrugd moest worden, waarin intensief contact is geweest met klaagster en de pijnmedicatie volgens de richtlijn is gewijzigd en verhoogd.
- Klaagster twee keer eerder korte tijd was opgenomen vanwege een bewustzijnsdaling, zonder dat er een oorzaak was gevonden en dat zij een keer met een soortgelijk beeld op de eerste hulp was gezien, terwijl toen de pijnmedicatie fors was afgebouwd.
Beoordeling
De geschilleninstantie stelt vast dat de kern van de klacht is dat beklaagde heeft nagelaten om klaagster (ter controle van haar fysieke conditie) te zien, alvorens te besluiten tot een verhoging van de dosering van het opiaat, waardoor klaagster in een comateuze toestand is beland.
- De geschilleninstantie kan niet vaststellen dat er een causaal verband is tussen de verhoging van de dosering van het opiaat en het wegraken van klaagster.
- Klaagster heeft verklaard dat zij nooit eerder ernstige bijwerkingen heeft ervaren van opiaten.
- Klaagster is eerder ook al eens haar bewustzijn verloren terwijl zij toen geen, of een lagere dosering, opiaten gebruikte.
- De comateuze toestand van klaagster is pas tien dagen na verhoging van de dosering opgetreden.
- In het verslag van de opname op de intensive care wordt genoemd dat het medicijngebruik waarschijnlijk de oorzaak was voor de bewustzijnsdaling. Dit is echter een werkdiagnose geweest die niet verder is onderzocht.
- Verder stelt de geschilleninstantie vast dat er geen richtlijn is die voorschrijft dat een patiënt moet worden gezien bij verhoging van de pijnmedicatie. Blijkens de richtlijn dient bij de behandeling met sterkwerkende opiaten – aan de hand van de specifieke situatie van de individuele patiënt – een nauwkeurige afweging te worden gemaakt. De geschilleninstantie is van mening dat beklaagde hieraan heeft voldaan.
- Uit de stukken blijkt dat er over de jaren intensief contact was tussen klaagster, haar echtgenoot en beklaagde over de behandeling van de pijn.
- In de meeste gevallen was dit telefonisch, maar beklaagde kwam ook bij klaagster en haar echtgenoot thuis.
- De echtgenoot van klaagster heeft in een telefonisch contact voorafgaand aan het verhogen van de dosering van haar medicatie en de uiteindelijke bewustzijnsdaling terloops benoemd dat klaagster gevallen was. Daaraan was echter geen hulpvraag verbonden die reden had moeten zijn om klaagster fysiek te beoordelen alvorens de dosering van het opiaat te verhogen.
Beslissing
De geschilleninstantie verklaart de klacht ongegrond. Een schadevergoeding is niet van toepassing.